CID Jong Talent: Valeria Bonapersona
Valeria Bonapersona: ‘Je moet je eigen grenzen niet door een ander laten stellen’
Door Eline Kraaijenvanger
Foto: Bram Belloni
Ze komt oorspronkelijk uit Italië, maar heeft bijna tien jaar in Nederland gewoond. In die tijd heeft neurowetenschapper Valeria Bonapersona een indrukwekkend CV opgebouwd. Niet alleen rondde ze zowel haar bachelor, master als PhD cum laude af, ze voltooide ook een opleiding in klassiek pianospel aan verschillende conservatoria in Italië. Voeg daar een publicatie in het prestigieuze vakblad Nature, een 400 pagina tellende PhD-thesis en meerdere onderscheidingen aan toe, en je krijgt een goed beeld van haar wetenschappelijke prestaties.
Toch zijn het vooral haar nuchtere mentaliteit en zelfkennis die haar sieren als persoon. ‘Vanaf de buitenkant gezien heb ik inderdaad veel bereikt. Maar dat is vooral omdat ik altijd deed wat ik leuk vond. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik van jongs af aan weet wat ik leuk vind en waar mijn talenten liggen. Dat heb ik te danken aan mijn ouders. Ze steunden al mijn ideeën en leerden me dat de grenzen die je hebt, de grenzen zijn die je jezelf stelt. In onze cultuur geldt de overtuiging dat je niet meerdere dingen kan zijn. Ik zou dus of academisch geschoold kunnen zijn, of muzikant – maar niet allebei. De enige manier om trouw te zijn aan mezelf, was echter om beide te doen.’
Naast pianospelen, heb je een passie voor stressonderzoek. Wat trok je aan aan dit onderzoeksveld?
‘Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in stress en in de relatie tussen het lichaam en het brein. Dat begon waarschijnlijk toen ik als tiener een biologieverslag moest schrijven, alweer zo’n vijftien jaar geleden. Nu hebben we natuurlijk een veel breder begrip van het concept ‘stress’, maar de interesse is altijd gebleven.
Het bestuderen van stress betekent voor mij in feite het bestuderen van wat het leven is. Het gaat erom hoe wij als mens reageren op onze omgeving. Het gaat erom te begrijpen hoe wij gemaakt zijn, om de filosofie achter ons bestaan – het is echt fascinerend.’
In fundamenteel stressonderzoek moet je vaak dierproeven uitvoeren. Hoe was dat?
‘Ik haat het doen van dierproeven met heel mijn hart. Ik weet nog goed dat we tijdens mijn masteropleiding het proefdierverblijf moesten bezoeken. Ik keek er verschrikkelijk tegenop, maar wat ik daar ervoer, botste totaal met mijn verwachtingen. De dierenverzorgers en onderzoekers behandelden de dieren met zoveel liefde. Ik besefte snel: hier moet ik werken. Maar toen ging ik naar het Verenigd Koninkrijk voor een stage, waar ik elke dag dierproeven moest doen; dat brak iets in mij. Ik begon me af te vragen: we onderzoeken stress nu al zo lang, is het echt nodig om al deze experimenten te doen? Of kan ik op een andere manier aan die informatie komen? Het blijkt dat als je die vragen wilt beantwoorden, je statistiek moet bestuderen. Dus dat is wat ik deed.’
‘Tijdens mijn stage in het Verenigd Koninkrijk moest ik elke dag dierproeven doen; dat brak iets in mij.’
Je hebt een open-source tool ontwikkeld die bestaande onderzoeksgegevens gebruikt om het aantal dierproeven te verminderen. Wat is de achterliggende gedachte daarvan?
’99,9 procent van al het onderzoek dat we nu doen, is in het verleden al eens gedaan. Dat betekent dat nieuwe studies zelden losstaan van voorgaande studies, en dat we de resultaten van eerder onderzoek kunnen gebruiken om ons huidige onderzoek te verbeteren. Daarom hebben we de RePAIR-tool (Reduction by Prior Animal Informed Research) ontwikkeld. In ons Nature-artikel hebben we vervolgens aangetoond dat het aantal proefdieren inderdaad verminderd kan worden door informatie uit eerdere onderzoeken te gebruiken in analyses. Ik ben erg trots op dit artikel, vooral op alles waar het voor staat: nauwe samenwerkingen, de steun van mijn professor en dat de boodschap om kritisch te zijn over dieronderzoek en hoe we dat momenteel doen, van een bioloog komt.’
In augustus 2022 heb je met succes je PhD-thesis verdedigd. Wat is je volgende stap?
‘Ik ben onlangs naar Duitsland verhuisd, waar ik ben begonnen als datawetenschapper bij een groot internationaal bedrijf. Hier gebruik ik data op innovatieve manieren om het gebruik van proefdieren in het ontdekken van geneesmiddelen te optimaliseren. Een belangrijk gevolg van het Nature-artikel was dat het mij en mijn onderzoek in de spotlight zette. Het liet de buitenwereld zien wat ik leuk vind om te doen. En het leverde me een baan op die ontzettend goed bevalt.’
Ze lacht: ‘Ik had nooit gedacht dat ik voor een groot bedrijf zou gaan werken, maar nu is dat precies wat ik doe – en ik vind het nog leuk ook. Mijn ouders hebben me geleerd om mijn grenzen niet door anderen te laten stellen. Deze instelling maakt me creatief en bewust van elke kans die zich aandient. Het is aan jezelf om die met beide handen aan te pakken.’
Dit artikel maakt deel uit van een speciale uitgave van New Scientist over het Consortium on Individual Development, die in september 2023 zal verschijnen.